Cler. Luik, (A.)I.L. 1500-1526 (1493-1542) Den Bosch Meester Peter van Os, meester Peter Jan Rutten van Os, meester Peter soen Jan Rutgers (soen) van Oss werd vermoedelijk geboren te Oss waar blijkens een Bossche stadsrekening van 1507/08 zijn vader Jan Rutgers (Rutten) woonde. Meester Peter en zijn broers ontvingen toen een schadevergoeding van 12 Rijnsgulden omdat hun vaders huis bij de versterking van Oss tijdens de oorlog met Gelre "tot gemeyn proffijte ontwee gegraven ende zeer gebroken was". Jan Rutten wordt in 1477 genoemd als de oudste van vier schepenen van Oss. Hij bezat daar al in 1465 een erfgoed bij de hoeve van Amstel terwijl hij in 1493 ook wordt vermeld als eigenaar van een erfgoed in Den Bosch aan de Oude Huls. De namen van meester Peters broers worden in de tekst van 1507/08 niet vermeld. Uit andere bronnen is echter bekend dat Jan Rutten behalve meester Peter nog minstens vier kinderen had: Rutger, Henrick, Lambrecht en Aleyt. Rutger, zoon van Jan Rutten, bezat volgens een akte van 4 november 1497 een erfgoed in Oss "op Amstel", mogelijk hetzelfde goed dat eerder van zijn vader was geweest. In een akte van 11 augustus 1498 wordt Rutger, zoon van wijlen Jan Rutten, ook genoemd als eigenaar van een erfgoed in Oss te "Catwijck" terwijl in dezelfde akte Henrick, zoon van wijlen Jan Rutten, vermeld wordt als eigenaar van een ander erfgoed te Oss. Uit de akten is ook op te maken dat Jan Rutten in 1497 of 1498 overleed. Zoals hieronder nog zal blijken woonde meester Peters derde broer Lambrecht in 1505 als ongehuwd clericus in Den Bosch. Ten slotte had meester Peter ook een zuster Aleyt die hem zou overleven. 1) Meester Peter woonde al vanaf omstreeks 1482 in Den Bosch. Aangezien hij van begin af aan "meester" wordt genoemd moet hij vóór die tijd gestudeerd hebben maar het is niet bekend aan welke universiteit dit gebeurde. Aanvankelijk werkte hij als klerk op de stadssecretarie. Volgens eigen zeggen begon hij in 1483 met het ingrosseren van schepenakten voor meester Vranck van Langel (nr.236). In een aantekening van omstreeks 1515 schrijft hij namelijk: "Anno LXXXIII predicto ego Petrus de Os, filius Johannis Rutgerss, incepi ingrossare litteras scabinales de Buscoducis et in illa practica procedere ad promotionem magistri Franconis de Langel, secretarii dicti opidi, cuius anima requiescat in pace." Eén van de eerste concepten die hij ingrosseerde was een schepenakte waarin een zekere Johannes de Os een erfcijns kocht uit goederen in Kessel. De akte werd op 7 december 1481 ten overstaan van schepenen van Den Bosch verleden en vervolgens ook geïngrosseerd. Op 8 augustus 1482 werd bij het concept echter aangetekend dat de grosse niet meer te vinden was zodat de schepenen de secretaris verzochten om het concept opnieuw te laten uitschrijven. Daaronder volgt dan nog de opmerking dat het meester Peter was die de akte voor de tweede maal ingrosseerde: "(Et contractus est reingrossatus per magistrum Petrum de Os." Aangezien van een schepenakte binnen een jaar een grosse vervaardigd moest worden kan dit inderdaad in 1483 zijn gebeurd zodat de aantekening van meester Peter correct is. Hetzelfde gebeurde nog eens met een concept van 31 januari 1483 waarbij in de kantlijn staat vermeldt: "Littera presens ingrossata nequaquam poterat inveniri, et secundaria est ingrossata per magistrum Petrum de Os pro Johanne Rolofs soen." 2)
Meester Peter bleef als secretarieklerk werkzaam tot in 1497. Behalve het ingrosseren van akten had hij nog tal van andere bezigheden. Zo legde hij in 1493 een cartularium aan voor het mannengasthuis van Adam van Mierd. De afgeschreven akten werden door hem tevens als openbaar notaris gecollationeerd. Ook liet hij zich in deze tijd door particulieren machtigen tot het innen van cijnzen en pachten, zoals in 1495 door heer Gerit Duysch (nr.81) en in 1496 door heer Jan Amelrijcx (nr.5). In 1497 verleende meester Peter namens de pastoor en beneficianten van de kerk op het Groot Begijnhof ook kwitantie aan de kerkmeesters van de St.Jan voor een drietal renten. Mogelijk fungeerde hij toen als hun rentmeester. In 1496 zat meester Peter vijftien avonden op het Stadhuis om de waakdiensten uit te geven. Later dat jaar verrichte hij hetzelfde werk nog eens tien dagen lang toen de Geldersen hun dagvaart in Den Bosch hielden. Hij maakte toen tevens enkele afschriften voor de stad van de punten die tussen de commissarissen van Filips de Schone en de Raad van Karel van Gelre waren overeengekomen. In juli 1497 overleed meester Vranck van Langel met wiens dochter meester Peter ruim een jaar later zou trouwen. Hij werd als secretaris opgevolgd door meester Claes Kuyst terwijl meester Peter adiunct-secretaris werd. Op 14 september 1498 legde ook meester Peter de secretariseed af nadat meester Goyart van Dommelen (zie nr.84) een maand eerder te Brussel was overleden. Meester Peter zou het secretarisambt blijven uitoefenen tot aan zijn dood in 1542. 3)
Daarnaast fungeerde hij vooral in de beginperiode nog steeds als openbaar notaris. Op 11 juli 1500 wees de officiaal hem de protocollen toe van meester Vranck van Langel die tot dan toe in bezit waren geweest van heer Henrick vanden Loe (nr.246). Tussen 22 december 1500 en 2 juni 1508 stelde hij vervolgens vijf collatie-akten op van door meester Vranck geschreven concepten. Van deze akten werd de laatste geïngrosseerd door Jan van Balen (nr.31). De collaties vonden steeds plaats op de secretarie of in meester Peters woonhuis aan de Oude Huls, in aanwezigheid van clerici die als klerk op de secretarie werkzaam zullen zijn geweest. Onder hen worden genoemd Dirck die Wolff (nr.420), Jan van Geldrop (nr.134), Jan van Balen (nr.31), Wouter van Balen (zie nr.31) en Lambertus, filius Johannis Rutten, clericus minime coniugatus, incola opidi de Buscoducis. Deze laatste, meester Peters broer, assisteerde hem op 27 februari 1505 bij een collatie in zijn woonhuis. Misschien fungeerde hij toen als meester Peters vaste klerk en woonde hij bij hem in huis. Lambrecht Jan Rutten was nog in 1514 in de herberg "die Cuype" aan de Bossche Markt samen met meester Peter aanwezig bij een openbare verkoop van een huis in Oss door twee meesters van de Tafel van de H.Geest aldaar. Op 14 december 1509 stelde meester Peter als notaris voor de drie leden van het stadsbestuur een akte van appèl op tegen een uitspraak van het Leenhof van Brabant in een geschil tussen Den Bosch en de tollenaar van Leuven. Daarna vervaardigde hij lange tijd geen notariële akten meer om ten slotte op 30 januari 1526 op de secretarie nog eens een concept van meester Vranck van Langel te collationeren in aanwezigheid van onder meer de klerken Peter van Wijck (nr.418) en Jan van Ravesteyn (nr.374). Verder tekende meester Peter op 8 maart 1501 éénmaal als notaris een betalingsbelofte op in het Bosch' protocol. Opmerkelijk is dat hij zich in 1500 nog pauselijk notaris noemt maar deze kwalificatie - net als meester Symon van Couderborch (nr.225) - in zijn latere akten weglaat. 4)
In tegenstelling tot de andere secretarissen die tegelijk met hem in functie waren wordt meester Peter in de stadsrekeningen uit de periode 1498-1542 niet éénmaal vermeld onder de gedeputeerden die namens de stad of Meierij reizen naar elders ondernamen. Hij zal zich als secretaris naast zijn reguliere werkzaamheden vooral hebben toegelegd op het schrijven van zijn stadskroniek. Daartoe bracht hij eerst de teksten van de charters die hem voor de geschiedenis van de stad van belang leken bijeen in een twee banden tellend privilegeboek of cartularium dat in 1953 door Camps in de Koninklijke Bibliotheek van Den Haag werd teruggevonden. Het bevat onder meer de enige overgeleverde tekst van het oudste stadsrecht van Den Bosch dat dateert van tussen 1183 en 1195. Deze tekst werd in 1409 door notaris Egidius dictus Conincx de Lewis ( -- Luik, I.) op verzoek van schepenen van Dormaal te Zoutleeuw getranssumeerd aan de hand van een Middelnederlandse vertaling van een Latijns afschrift. Toen de schepenen van Dormaal - een dochterstad van Den Bosch even ten zuiden van Zoutleeuw - in 1486 voor een hoofdvonnis naar Den Bosch kwamen brachten ze dit notariële transsumpt mee. Vermoedelijk werd het toen door meester Peter zelf gecopieerd en later in zijn privilegeboek overgenomen. Ook de vernieuwing van de Bossche stadsrechten door hertog Jan III in 1284 is alleen uit meester Peters privilegeboek bekend. 5)
Aan de hand van dit cartularium schreef hij vervolgens de kroniek die later werd voorzien van de titel "Handschrift wegens Brabant en 's Hertogenbosch door Pieter van Os, secretaris te 's Bosch". De kroniek werd grotendeels in het Middelnederlands geschreven en dateert van omstreeks 1515 waarmee het de oudste Bossche kroniek is. Zoals door Sanders wordt vermeld bestaat hij uit drie delen. Het eerste deel geeft een geografisch overzicht van Brabant, het tweede bevat een stamlijst van Adam tot en met de toenmalige hertog van Brabant en het derde deel beschrijft de gebeurtenissen die zich in Den Bosch, de Meierij en Brabant voordeden tot 1523. Deze gebeurtenissen zijn per schepenjaar geordend en zijn vaak geannoteerd met verwijzingen naar de afschriften in het privilegeboek. De periode van 1515 tot 1523 werd door een ander beschreven. Later werd de kroniek ook door frater Aelbertus Cuperinus als bron gebruikt bij het samenstellen van zijn eigen kroniekje. In zijn voorwoord vermeldt hij het werk als "den chronycke gemaeckt by den ouden meester Peeter van Oss, secretaris menich jaer vanden Bosch". 6)
Meester Peter werd in 1496/97 gezworen lid van de O.L.V.-broederschap en in 1499 poorter van Den Bosch. Op 18 december 1497 kocht hij een erfgoed gelegen "over dat Loeffs Brugsken" in de Loefstraat. Volgens een akte uit 1499 woonde hij toen bij de Lombardsbrug gelegen in de latere Keizerstraat in het verlengde van de Loefstraat. In 1500 en 1505 vermeldt hij zelf als plaats van zijn woonhuis de Oude Huls. Hiermee zal de latere St.Jorisstraat bedoeld zijn waarop de Keizerstraat uitkomt. Misschien was dit huis ook het erfgoed dat in 1493 in bezit was van zijn vader. In de lijsten van de zettingen die tussen 1502 en 1512 in Den Bosch werden gehouden staat meester Peter vermeld onder de bewoners van de buurt van het Wild Varken. In 1502/03 en 1505/06 betaalde hij als zodanig respectievelijk 70 en 34 stuivers waarmee hij ongeveer tot de rijkste 15 procent van de Bossche belastingbetalers behoorde. In 1512 droeg hij daarentegen maar liefst 200 stuivers bij aan de zetting zodat hij toen tot de rijkste 4 procent behoorde. Mester Peter van Os, secretarius dezer stat, overleed eind november 1542. Zijn uitvaart, die door de O.L.V.-broederschap werd georganiseerd maar door zijn verwanten en vrienden werd betaald, vond op 2 december 1542 plaats. Aangezien zijn jaargetijde niet in de St.Jan maar in de kerk van het Predikherenklooster werd gezongen zal hij ook in dit klooster begraven zijn. 7)
Meester Peter was tweemaal getrouwd. Rond de jaarwisseling van 1498 en 1499 huwde hij Henrixken, dochter van meester Vranck van Langel (nr.236). Zoals in een recent artikel door Van Dijck aannemelijk is gemaakt, staat meester Peter samen met haar, zijn schoonvader en enkele andere verwanten afgebeeld op de zijpanelen van een drieluik van Jeroen Bosch dat zich in het Museum of Fine Arts te Boston bevindt. Meester Peter zelf was vermoedelijk de opdrachtgever van het schilderstuk. 8)Henrixken van Langel maakte reeds op 25 december 1499 haar testament in hun woonhuis bij de Lombardsbrug ten overstaan van Daniel van Vlyerden (nr.405) en in aanwezigheid van onder meer Jan van Balen (nr.31). Van het testament is slechts een uittreksel overgeleverd waarin ze aan het Groot Gasthuis een erfpacht van 2 mud rogge uit goederen te Veghel naliet. De pacht moest pas aan het Gasthuis worden overgedragen wanneer zowel Henrixken als meester Peter zou zijn overleden. Op 17 maart 1535 deed de laatste afstand van het vruchtgebruik ten bate van het Groot Gasthuis. Na Henrixkens dood hertrouwde meester Peter met Henrixken, dochter van Jacop Goyartss vander Heze en van Aleyt Loenmans, dochter van Henric, zoon van Reyner Loenman. Ze komt in de bronnen voor als Henrixken Goyartss, Henrixken vander Heze en Henrixken Loenman(s). Haar moeder Aleyt maakte op 20 augustus 1503 als weduwe van Jacop Goyartss in haar woonhuis in de Kruisstraat haar testament ten overstaan van heer Frederick Schaeck (nr.350). Daarbij verleenden haar dochters Henrica Goyartss en Elizabeth Goyartss hun instemming. Uit het testament blijkt onder meer dat ze begraven wilde worden in de Predikherenkerk. Verder blijkt uit een aantekening op de achterzijde van het testament dat Henrixken pas na het opmaken daarvan met meester Peter trouwde: "Testamentum Aleidis Loemans, in quo legavit ... post eius obitum et Henrice, sue filie, nunc uxoris legitime magistri Petri de Os, secretarii." Henrixken overleefde haar man en droeg in 1547 als die weduwe meester Peters van Os, inwoonster van het blok van de Hinthamerstraat, 25 stuivers bij aan de zetting. Daarmee werd ze tot de 23 procent rijkste belastingbetalers gerekend. Ze overleed in 1550. 9)
Meester Peter had bij zijn tweede vrouw vijf kinderen: meester Jan, Aleyt, meester Peter junior, Eefken en Oda. Op 1 september 1525 waren ze respectievelijk 19, 14, 13, 12 en 10 jaar oud. Aleyt en Eefken overleden beiden in 1530. Oda stierf eind 1542 of begin 1543, ongeveer tezelfdertijd dus als haar vader. Ze liet bij haar man Goessen Pijnappel één dochter achter, Joostken. Op 9 maart 1557 gingen de naaste erfgenamen van meester Peter en Henrixken Loenman, te weten hun kinderen meester Jan en meester Peter junior en hun kleinkind Joostken, een erfdeling aan van hun goederen alsmede van enkele goederen die meester Peters zuster Aleyt in haar testament aan de erfgenamen van meester Peter had nagelaten. De totale waarde van de onroerende goederen die bij de erfdeling werden verdeeld, en die Henrixken Loenman dus bij haar dood in eigendom zal hebben gehad, bedroeg 10.900 Carolusguldens. De goederen, die gelijkelijk werden verdeeld onder meester Jan (3612 Ca.gl.), meester Peter junior (3627 Ca.gl.) en Joostken (3661 Ca.gl.), bestonden uit vier huizen in Den Bosch (2200 Ca.gl.), vier stukken land (1675 Ca.gl.), elf erfpachten (769 Ca.gl.), veertig erfcijnzen (3544 Ca.gl.) en elf erfrenten waarvan tien ten laste van de stad Den Bosch en één ten laste van de Staten van Brabant (2712 Ca.gl.). Ook twee geldsommen van 300 en 1200 Carolusgulden die meester Peter senior en Henrixken reeds tijdens hun leven hadden gegeven aan meester Peter junior en aan Oda moesten alsnog gelijk over de partijen worden verdeeld zodat de totale waarde van de erfenis op 12.400 Carolusgulden kwam. De onderpanden waaruit de vermelde cijnzen en pachten moesten worden betaald waren alle gelegen in Den Bosch en de Meierij, daarbinnen vooral in het kwartier Maasland. De huizen werden als volgt verdeeld. Meester Jan kreeg een huis met erf, hof, benodigdheden tot het brouwen ("brouwgetouwe") en zomerkeuken ("een cleyn huysken wesende een soemer coeken") gelegen bij de Hinthamerstraat achter de St.Annakapel in de Gasselstraat. Vermoedelijk was dit Henrixkens woonhuis geweest. Hij ontving tevens twee daarbij gelegen huizen onder één dak in de Kerkstraat. Het vierde huis werd toebedeeld aan Joostken. Het lag in de Kruisstraat en was misschien hetzelfde als het huis dat eerder door de ouders van Henrixken Loenman werd bewoond. 10)
Joostken, ook wel Jozyna genoemd, was zoals gezegd het enige kind van meester Peters dochter Oda en Goessen Pijnappel, zoon van Jan Jan Boudewijns Pijnappel. Goessen was onder meer stadhouder van de hoogschout van Den Bosch en in 1559/60 en 1562/63 schepen van die stad. Na Oda's dood hertrouwde Goessen met Hillegont van Achelen, dochter van Anthonis Willems van Achelen, bij wie hij nog een vijftal kinderen verwekte: Gabriel, Willem, Anthonis, Dirck en Aleyt. Joostken was in 1557 nog minderjarig en trouwde later met meester Goyaert Loeff vander Sloot, licentiaat in de beide rechten en lange tijd president-schepen van Den Bosch. Ze overleed op 2 mei 1623 en werd in de St.Jan begraven, in hetzelfde graf als haar man Goyaert en haar dochter Oda die respectievelijk op 14 mei 1604 en 31 januari 1603 waren gestorven. Behalve Oda had Joostken nog zeven kinderen van haar man. Meester Peters oudste zoon, meester Jan, werd op 30 augustus 1524 als Johannes Petri de Os de Buscoducis ingeschreven aan de Leuvense universiteit. Hij behaalde de graad van meester en werd tot priester gewijd. Meester Jan van Os, priester, filius meester Peter van Os, secretarius deeser stadt, werd op 16 oktober 1532 gezworen lid van de O.L.V.-broederschap en overleed in 1560/61. 11)
Meester Peter van Os junior liet zich op 27 februari 1529 aan de Leuvense universiteit inschrijven als Petrus, filius Petri de Os de Buscoducis, en verbleef toen als rijke student in het college "het Kasteel". Ook hij behaalde de meestergraad om vervolgens terug te keren naar Den Bosch. Hij werd daar op 26 september 1536 aangesteld als stadssecretaris en fungeerde dus zes jaar lang als zodanig naast meester Peter senior. Op 18 december 1546 werd de secretarie door de vier secretarissen, te weten Goyart Grootart (nr.151), meester Peter van Os junior, meester Jan Brock (nr.69) en Adriaen van Achelen (zie nr.151), voor meer dan een dag gesloten. Deze staking kwam voort uit onvrede over het feit dat de schout van hen eiste dat zij hem extracten uit de procesrol zouden verstrekken. Het conflict liep zo hoog op dat de vier secretarissen zich in de Raad van Brabant te Brussel moesten komen verantwoorden. De procureur-generaal van de Raad eiste zelfs dat ze uit hun ambt zouden worden ontzet. Na een jaren durend proces gingen de secretarissen eindelijk accoord met de eis van de schout dat aan hem en particulieren extracten uit de procesrol zouden worden verstrekt. Meester Peter junior, die in 1549 éénmaal namens de stad naar Utrecht reisde, bleef aan als secretaris tot 1550. 12)
Op 25 september van dat jaar werd hij gekozen tot meester van het Groot Gasthuis. Hij volgde als zodanig Igrom van Achelen op terwijl Wouter Scellens meester Peter op 20 oktober als secretaris opvolgde. Meester Peter junior behield zijn nieuwe functie tot 25 juli 1556 toen Jan Dircksoen alias int Verxken tot gasthuismeester werd gekozen. Meester Peter was in 1552/53, 1553/54, 1556/57 en 1557/58 tevens schepen van Den Bosch. Het wapen op het schepenzegel dat hij gebruikte bestond uit drie ossekoppen met in het midden een ster. In 1556/57 werd hij zwanenbroeder van de O.L.V.-broederschap, waaruit kan worden opgemaakt dat hij leek was en geen clericus zoals de meeste gezworen broeders. Meester Peter junior overleed op 28 augustus 1558 en werd in het Predikherenklooster begraven. De obitus fratrum van de O.L.V.-broederschap vermeldt hem onder 1558 als magister Petrus de Os, filius magistri Petri, swaenbrueder, senator et dudum rector Magni Hospitalis. 13)Aanvankelijk woonde meester Peter junior in het blok van de Weverplaats. Hij betaalde er bij de zetting van 1547 22½ stuiver en werd daarmee geacht te behoren tot de rijkste 27 procent van de Bossche belastingbetalers. Als gasthuismeester woonde hij bij het Groot Gasthuis in "die Gasthuys strate", een zijstraat van de Hinthamerstraat tegenover de Gasselstraat. Bij de zetting van 1552 betaalde hij 400 stuivers en behoorde hij tot de rijkste 8½ procent. Meester Peter junior was net als zijn vader tweemaal getrouwd. Op 14 augustus 1555 wordt hij vermeld als weduwnaar van Catharine, dochter van wijlen Jan Belmans en weduwe van Wouter Verdonck. Hij droeg toen het vruchtgebruik van al haar goederen over aan de twee zoons uit haar eerste huwelijk: heer Arnt en meester Jan Verdonck. Uit de kroniek van Cuperinus is op te maken dat Catharine kort daarvóór aan de pest was overleden. Onder het schepenjaar 1554/55 meldt hij namelijk: "In dit jaer is die stat vanden Bosch seer swaerliken over vallen van die pestilencie daer een groote menichte, soo mans soo vrouwen, af gestorven syn. Mer midts dien datter soo groot volck int Groot Gasthuys ginck ende daer mit groote hoopen gestorven, soo en wist men die menichte (= het aantal) niet van die gestorven waren van de pest. Op die selve tyt storven vyff nonnen int Groot Gasthuys mit den Gasthuys meesters wyff, meester Peter van Oss huysvrou." 14)
Meester Peter juniors tweede vrouw was Heylwich, dochter van meester Goessen Jans vander Stegen, licentiaat in de beide rechten. Deze was in 1508 al als kind aangesteld als de eerste rector van een door zijn vader, meester Jan vander Stegen, gestichte kapelanie aan het altaar van het H.Sacrament in de St.Jan. Na de afronding van zijn studie trouwde meester Goessen in 1521 met Anna, een dochter van Jan van Kessel die toen schout was van Boxtel en die van 1529 tot 1532 hoogschout was van Den Bosch. Meester Goessen had van 1522 tot 1558 veelvuldig zitting in de Bossche schepenbank, fungeerde daarnaast van 1536 tot 14 maart 1545 als meester van de Tafel van de H.Geest en was van 1560 tot 1571 ook kerkmeester van de St.Jan. Hij overleed op 15 oktober 1577 en werd in de St.Jan begraven bij zijn vrouw Anna die op 31 oktober 1556 was overleden. Ook Heylwichs oom Claes vander Stegen (zie nr.236) en haar broer Jan waren enkele malen schepen van Den Bosch. Jan was getrouwd met Maria Lombarts van Enckenvoirt (zie nr.112). Heylwich droeg op 25 augustus 1559 als weduwe van meester Peter junior een erfcijns over aan het Bossche Predikherenklooster die door hem op 20 augustus 1558 voor het zingen van zijn jaargetijde aan het klooster was gelegateerd. 15)
Meester Peter van Os senior had behalve zijn zoon nog vele andere naamgenoten van wie echter niet duidelijk is of ze ook aan hem verwant waren. Zo werd een Peter Os, prenter, al in 1496/97 buitenlid van de O.L.V-broederschap. Waarschijnlijk is hij de bekende drukker Peter van Os uit Zwolle en was de Gertruyt, prentersse, die in 1494/95 als inwoonster van Zwolle lid van de broederschap was geworden zijn vrouw. Een frater Petrus de Os was in 1468-1469 prior en in 1483 lector van de Bossche Predikheren. In 1500 wordt een Petrus de Os vermeld als koster van Nistelrode en van 1510 tot 1524 een dominus Petrus (Reynen) de Oss als rector van het altaar van St.Jan Baptist en St.Cornelius in Oss. In 1504 woonde een Petrus, filius quondam Theoderici de Os, in Oostelbeers. Een heer Peeter van Os ontving in 1517 van de Bossche Clarissen 5 Rijnsgulden en 12 stuivers voor het lezen van missen en in 1524/25 van de O.L.V.-broederschap 4 Rijnsgulden in verband met een rechtszaak. Hij zal dezelfde zijn als de dominus Petrus de Oss die in 1536 wordt genoemd als beneficiant van de St.Jan (zie nr.324). De Petrus Lambrechtszoen de Oss, verwer, die in op 4 en 5 augustus 1524 als getuige wordt vermeld in het testament en in een daarbijhorend codicil van Claes Molemeker, weduwnaar van Lysbet van Os en echtgenoot van Lysbet Jacops dochter, was mogelijk een zoon van meester Peters broer Lambrecht. 16) |
Noten | |
1. | GAH, OA B17 (1507/08); Van Zuijlen, Inventaris, 172-173; Van Rooij, Het oud-archief, II 352-353 nr.1290, 393 nr.1433, 465 nr.1678, 482 nr.1743, 485 nr.1749; GAH, RA 1261, fo.382v (1491/92), RA 1264, fo.133v (1494/95), RA 1265, fo.123v, fo.236v (1495/96), RA 1266, fo.255r (1497), RA 1268, fo.3r, fo.193v (1499), RA 1269, fo.308v (1501), RA 1845, fo.55r, fo.60v-61r (9 mrt.1557), vgl. RA 1203, fo.91r (30 juni 1433), RA 1216, fo.66v (1446), RA 1265, fo.123v (16 dec.1495); Bijlage II 43.13, 173.38, 173.50, 307.1; Meester Peter behoorde dus niet tot de familie Van Os waarvan sommige leden ridder waren en andere schepen van Den Bosch, zie o.a.: Van Schijndel, "Oude Brabantse families: Van Oss", 184-189; Jacobs, Justitie, 295 (index); Van Rooij, Het oud-archief II 391 nr.1428; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 111. |
2. | KUB, Hss. 339a H3 (kroniek P.van Os), fo.299r-v; Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven (= VROA) 33 (1910) 112; Spierings, Het schepenprotocol, 99; GAH, RA 1251, fo.150r (7 dec.1481), RA 1252, fo.229r (31 jan.1483); Sanders, "Peter van Oss", 124; Vgl.: Schillings, Matricule, III 22 nr.51 (Petrus de Os, Traiect. dioc., imm. 7 nov.1486). |
3. | GAH, AVMGH 4 (1493); GAH, RA 1264, fo.239v (30 juni 1495), RA 1265, fo.373v (19 sept.1496); APB, St.Jan II, kwitantie d.d. 14 okt.1497; GAH, OA B7 (1496), fo.39v, fo.40r, B8 (1497/98), fo.52r, fo.67r; Jacobs, Justitie, 211 noot 50; KUB, Hss. 339a H3 (kroniek P.van Os), fo.331v; 952$ 33 (1910) 112; Spierings, Het schepenprotocol, 99; GAH, RA, Bijlage I van de inventaris; Bijlage II 321.2; Vgl.: Hermans, Verzameling, 109, 123; Betalingen aan meester Peter als secretaris: B8 (1497/98), B36 (1529/30), B37 (1530/31), B38 (1531/32), B39 (1532/33), B41 (1534/35); GAH, IVR 418 (rekeningen van de Tafel van de H.Geest), 1512/13, 419 (idem), 1521/22; GAH, GBW 1162 (rekeningen van het Leprozenhuis), 1519/20; OLVB 52, band 10bis, fo.419r (1530/31), vgl. band 5bis, fo.204r (1498/99), band 6, fo.414v (1506/07); APB, St.Jan II, rekening van de kerkmeesters voor Willem van Ghent (ca.1500). |
4. | Tabel 3.2, nr.52; Bijlage II 27.25, 134.26, 292.1 t/m 292.7; GAH, RA 1269, fo.256r (8 mrt.1501); Door meester Peter gecollationeerde afschriften: Bijlage II 5.2, 14.13, 14.34, 64.2, 285.3; GAH, AVMGH 4; GAH, OA A525, fo.122r-152r, fo.165r-171v, fo.193v; RANB, KDOV 397 (regest 143) (18 dec.1487); AAT II, 125, fo.158r (29 aug.1506); ABH, KV 360 (28 juni 1509); Zie ook: GAH, GBW 1164 (1531/32). |
5. | KB ’s-Gravenhage, Hs. 131 B26, I en II (= RANB, RSA 268); Sanders, "Peter van Oss", 126-127; Camps, "Twee teksten", 459-461; Camps, "Aantekeningen", 335-336; Van Lith-Droogleever Fortuijn, Sanders, Van Synghel (edd.), Kroniek, 357-382. |
6. | Van Lith-Droogleever Fortuijn, Sanders, Van Synghel (edd.), Kroniek, IX-XII; 952$ 33 (1910) 111-112 nr.5; Spierings, Het schepenprotocol, 16 noot 19, 99 noot 151; Sanders, "Peter van Oss", 125-127; Hermans, Verzameling, 43. Het handschrift is eigendom van het Rijksarchief van het Rijksarchief in Noord-Brabant (Coll.VB 43) maar berust momenteel in de Brabantica-collectie van de KUB te Tilburg (Hss. 339a H3). |
7. | OLVB 52, band 5bis (1496/97), band 14, fo.104r (2 dec.1542); ARAB, RK 13006 (rekening van de laagschout, 1499); GAH, RA 1266, fo.255r (18 dec.1497); Bijlage II 292.2, 292.4; GAH, OA B12 (1502/03), B13 (1503/04), B15 (1505/06), B21 (1511/12) (vgl.: Blondé, De sociale structuren, 143-145, 155-157, 166-169); OLVB 49, fo.36r (1543/44); Vgl.: Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 448 (23 okt.1523: huis in de St.Jorisstraat, voorheen Oude Huls geheten). |
8. | Van Dijck, "Peter van Os ontmaskerd", 116-124; Vgl.: De Tolnay, Hieronymus Bosch, 341-342, 424-425 nrs.13-18, 429; Van Schijndel, "Oude Brabantse families: Van Oss", 188-189; Gerlach, "Wapens", 81-82, 87-89; Vandenbroeck, "Jeroen van Aken en de stad 's-Hertogenbosch", 394, 397, 400 (volgens Vandenbroeck dateert het schilderij uit het tweede kwart van de zestiende eeuw); Melssen, "Een Bossche familie", 105-108 (portretten uit 1563 van de koopman Dirck van Os, geboren in 1525/26, en van zijn vrouw N.N. Pelgrom, geboren in 1537/38, met vier kinderen). |
9. | OLVB 52, band 5bis (1498/99); GAH, RA 1267, fo.294v (12 jan.1499), RA 1845, fo.55r-61r (9 mrt.1557); Bijlage II 350.1, 405.1; GAH, GG 3245 (17 mrt.1535); APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.133; GAH, OA B53 (1546/47), B56 (1549/50); Vgl.: Blondé, De sociale structuren, 179-181. |
10. | GAH, Coll.Aanv. 7851, fo.213v-214r (1 sept.1525); OLVB 52, band 10bis (1526/27 en 1530/31), band 11 (1532/33); GAH, OA B36 (1529/30), B49 (1542/43); GAH, RA 1845, fo.55r-61r (9 mrt.1557). |
11. | Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 327-331, II 56, 110, vgl. III 642; Jacobs, Justitie, 273-279; OLVB 52, band 11 (1532/33); Smits, De grafzerken, 249-250 nr.242; Schillings, Matricule, III 724 nr.100; GAH, GBW 47-48 (1539); Zie ook: GAH, RA 1845, fo.55r, fo.61r (9 mrt. 1557). |
12. | Schillings, Matricule, IV 15 nr.82; GAH, RA, Bijlage I van de inventaris; GAH, Coll.PG 384; Hermans, Verzameling, 109, 126, vgl. 123; Jacobs, Justitie, 83-84, 211 noot 54; Van Zuijlen, Inventaris, 657; Zie ook: ABH, ZZ 171 (4 febr.1543), 331 (idem). |
13. | Hermans, Verzameling, 129, 130, 136; Van Rooij, Het oud-archief, 15 nr.105, 230 nr.3043; Jacobs, Justitie, 273; RANB, Coll.PG 558 (regest suppl. 245) (10 mrt.1557: zegel); RANB, Coll.Mart. 13, nr.579 (28 aug.1558); OLVB 52, band 16 (1556/57); OLVB 49, fo.37r. |
14. | GAH, OA B53 (1546/47) (vgl. Vughterstraat: Peter van Oss), B59 (1552/53) (vgl.: Blondé, De sociale structuren, 179-181, 188-190); GAH, RA 1844, fo.255r-v (14 aug.1555); Hermans, Verzameling, 134. |
15. | Bijlage II 134.22, 184.6; GAH, RA 1844, fo.316r-v (25 aug.1559); Jacobs, Justitie, 239, 270-273; Hermans, Verzameling, 109, 117, 123, vgl. 115; Glebbeek, "De kerkfabriek", 193; Smits, De grafzerken, 296 nr.295, 297 nr.296. |
16. | Van Dijck, De Bossche optimaten, 463; Van Rooij, Het oud-archief, II 367 nr.1337; Bijlage II 5.51.3, 5.88, 188.21, 343.5, 350.11; GAH, Clarissen, 56 (1517-1520); OLVB 52, band 10bis, fo.19r (1524/25); Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II 260; GAH, RA 1274, fo.10r-v (20 dec.1504); Tabel 3.2, nr.60; Vgl.: Schillings, Matricule, III 705 nr.319 (Petrus, filius Joannis Gerardi de Os, imm. 29 jan.1523). |
Bronnen | |
• | RANB, Collectie Van Breugel, inv.nr. 43 (de kroniek van Peter van Oss, een uitgave is in voorbereiding) |
• | KB Den Haag, hs. 131 B 26 (I) en (2) (het cartularium van 's-Hertogenbosch). Op microfilm aanwezig in RANB, Collectie Schaduwarchieven, inv.nr. 268 |
• | C.R. Hermans, Verzameling van kronyken betrekkelijk de stad en meijerij van 's-Hertogenbosch I, 's-Hertogenbosch 1846, XLIII |
• | Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven XXXIII, 1910, III-112 |
• | H. P. H. Camps, De stadsrechten van graaf Willem II van Holland en hun verhouding tot het recht van 's-Hertogenbosch, Utrecht 1948, 53-56 |
• | H.P.H. Camps, Twee teksten van het stadsrecht van 's-Hertogenbosch, in: Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 21 (1953) 459-461 |
• | G.C.M. van Dijck, Cultuurgeschiedenis van 's-Hertogenbosch in de periode 1300-1629, in: Bossche Bouwstenen I, 's-Hertogenbosch 1978, 55 |
• | M. Carasso-Kok, Repertorium van verhalende historische bronnen uit de middeleeuwen, 's-Gravenhage 1981, 379 |
• | A.H. P. van den Bichelaer, Het Bossche notariaat in de middeleeuwen (1317-1531), Nijmegen, 1989 (ongepubliceerde doctoraal-scriptie Katholieke Universiteit Nijmegen) |
Geboren 1467'69, overleden 1542Bestuurlijke functiesKlerk secretarie 1483-1497; Secretaris 14 september - †; NotarisStudieWellicht immatriculatie Leuven 7 november 1486; mr.Lidmaatschap van de Lieve Vrouwe BroederschapNaam: Peter Jan van OsInschrijving: 1496 Overlijden: Requiemmis: 2 december 1542 Proost: BijzonderhedenHij is de schrijver van de oudst bewaarde kroniek van 's-Hertogenbosch. Hij werd pas tussen Sint-Jan en Kerstmis 1499 poorter van 's-Hertogenbosch. |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschMr. Petrusvan Osch Joansz. Secretaris deser Stad. Sterft 1542 27 November | 86v |
1997 |
A.M. van Lith-Droogleever Fortuijn, J.G.M. Sanders, G.A.M. van SynghelKroniek van Peter van Os. Geschiedenis van 's-Hertogenbosch en Brabant van Adam tot 1523Instituut voor Nederlandse Geschiedenis | Den Haag 1997 |
G.C.M. van Dijck, De Bossche Optimaten (1973) 107n, 109n, 200, 432, 463
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 592-593
C.J. Gudde, 's-Hertogenbosch geschiedenis van vesting en forten (1974) 10
Jord Hanus, Tussen stad en eigen gewin (2007) 91, 92
Noordbrabants Historisch Jaarboek 13 (1996) 124, 258, 276; 33 (2016) 17
Jan van Oudheusden en Harry Tummers, De grafzerken van de Sint-Jan te 's-Hertogenbosch (2010) I. 84n
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 18
J.G.M. Sanders, 'Pieter van Oss (?-1542)' in: Brabantse biografieën 1 (1992) 124-127
A. Schuttelaars, Heren van de raad (1998) 155n, 164n, 190n, 253, 362, 263, 264, 266, 306, 338n, 388, 442, 474
M.H.M. Spierings, Het Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400 LIX (1984) 16n, 99, 99n, 112n, 135
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 47, 94n, 301n, 303, 306